Volkstribuun

Secessio plebis naar de Monte Sacro, gravure van B. Barloccini (1849)

Tribunus plebis of volkstribuun is een belangrijk ambt in de Romeinse Republiek. De belangrijkste functie van deze volkstribunen was het behartigen van de belangen van de plebejers ('het gewone volk') tegenover het patriciaat.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Een nieuw ambt wordt gecreëerd[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens de overlevering werd het ambt van tribunus plebis in 494 of 493 v.Chr. door Agrippa Menenius Lanatus ingesteld om de toen rechteloze plebs tegen de patriciërs te beschermen. (Er wordt nu echter een latere datum van 471 v.Chr. aangenomen).[1]

Aantal en bevoegdheden[bewerken | brontekst bewerken]

Er werden oorspronkelijk jaarlijks twee, later tien tribuni gekozen. Zij hadden het recht de belangen van elke plebejer te beschermen tegen de willekeur van om het even welke patricische instantie, en mochten daartoe hun veto uitspreken tegen ieder besluit van volksvergadering en senaat, en tegen iedere ambtelijke maatregel, zelfs van de consuls. Alleen tegen de dictator en de censores hadden zij géén vetorecht. Zij waren gevolmachtigd om vergaderingen van het plebs bijeen te roepen en daarin voorstellen te doen. In de uitoefening van hun ambt genoten zij de status van onschendbaarheid (sacrosanctitas) en waren slechts in hun rechten beperkt door de mogelijke interventie van een collega.

Sinds de politieke gelijkstelling van plebejers en patriciërs in 287 v.Chr. werden zij vertegenwoordigers van het gehele volk. Het ambt maakte nu deel uit van de officiële rangorde in de magistratuur en werd vaak gebruikt om sociaal-politieke hervormingen door te drijven, zoals de gebroeders Gracchus deden. Hoewel hun plaats in de hiërarchie van de magistraturen vrij laag was, werden zij toch geleidelijk de machtigste en meest gevreesde magistraten van Rome.

Toekenning van de tribunicia potestas aan de princeps[bewerken | brontekst bewerken]

Imperator Caesar Augustus trok de uitgebreide bevoegdheid van het ambt (tribunicia potestas) naar zich toe en legitimeerde hiermee - in combinatie met een imperium maius - zijn gezag. Zijn opvolgers in het keizerschap zouden dit ook doen, zoals onder andere kan worden opgemaakt uit de Lex de imperio Vespasiani. Een keizer vermeldde na zijn officiële naam dan ook meestal het aantal keren hij de titel van Imperator had gekregen en het aantal keren dat zijn tribunicia potestas was vernieuwd.

Gebruik van de titel na de oudheid[bewerken | brontekst bewerken]

De titel volkstribuun werd later ook gevoerd door Cola di Rienzi, leider van een Romeinse volksopstand in 1347. Twee eeuwen later zou Machiavelli het opnieuw instellen van volkstribunen bepleiten als tegenmacht voor de vermogende elites in de Italiaanse stadstaten.[2]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Vgl. N. Lewis -M. Reinhold, Roman Civilization: Selected Readings, New York, 1990.
  2. In de Verhandelingen, 1519, geciteerd door J. McCormick, Machiavellian democracy, Cambridge University Press, 2011, p. 6.

Verder lezen[bewerken | brontekst bewerken]

  • J. Cels-Saint-Hilaire, L'enjeu des sécessions de la plèbe, in MEFRA 102 (1990), pp. 723-765.
  • M. Humbert, Le tribunat de la plèbe et le tribunal du peuple: remarques sur l'histoire de la provocatio ad populum, in MEFRA 100 (1988), pp. 431-503.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]