Oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

De oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden vond plaats in de periode van november 1813 tot maart 1815, op initiatief van de "Hoge Geallieerde Machten". De nieuwe staat moest een bufferstaat tegen Frankrijk vormen, noodzakelijk om het machtsevenwicht in Europa voorgoed veilig te stellen.

Een herstel van Noord en Zuid[bewerken | brontekst bewerken]

De generaal-gouvernementen aan het begin van 1814

Van november 1813 tot februari 1814 bevrijden Russische troepen de Nederlanden, met de uitzondering van enkele weerstandsnesten waaronder Antwerpen. De Noordelijke Nederlanden krijgen, met de terugkeer van Willem, een rechtmatige vorst. Hier wordt al gauw het Vorstendom der Nederlanden afgekondigd. Op 9 februari verkrijgen de commissarissen van Willem ook bevoegdheid over de voormalige Generaliteitslanden in het huidige Nederlands- en Belgisch-Limburg.[1] Begin mei nemen deze commissarissen ook bezit van Maastricht en Venlo, meteen nadat de Fransen deze steden ontruimen.

De Zuidelijke Nederlanden komen onder voorlopig bestuur van de Geallieerden, en meer bepaald onder drie "generaal-gouverneurs". Over de toekomst van de Zuidelijke Nederlanden wordt al begin november gesproken. Op dat moment denken de delegaties van de Europese mogendheden nog aan een herstel van de Oostenrijkse Nederlanden, zoals ook blijkt uit het Memorandum respecting Holland van de Britse onderhandelaar Castlereagh.[2] Essentieel is wel dat ze versterkt worden: ze moeten uitbreiding tot aan de Rijn krijgen, opnieuw voorzien worden van barrièresteden voor het Noorden én opnieuw onder de bescherming van een Duitse mogendheid komen.[3]

De hereniging van het Vorstendom en België[bewerken | brontekst bewerken]

Een overnemer voor het herhaaldelijk getroffen Zuiden wordt echter niet gevonden: Oostenrijk vindt het te ver, Pruisen verkiest een veiligere positie in het Rijnland, als "tweede wachter".[4] De Geallieerden gaan daarom in op het voorstel van vorst Willem en zijn secretaris Hogendorp, die al sinds december[5] aandringen op een hereniging van de Nederlanden. De wederzijdse versterking zou dan de gewenste bufferstaat tot stand brengen. Het plan wordt voorlopig geheim gehouden, want momenteel staat, in het Zuiden maar ook in het Noorden, de algemene opinie vijandig tegenover zo'n hereniging.[6]

In Troyes (15 februari) kan Castlereagh enkel Pruisen en Rusland voor het idee winnen. Toch scharen, in het Eerste Verdrag van Parijs (30 mei), alle Geallieerden zich achter een samengaan van het Vorstendom der Nederlanden en het generaal-gouvernement België (met nader te bepalen uitbreidingen). Het Londenprotocol bepaalt dat zo'n eventuele vereniging "innig en volledig" moet zijn, met gelijke rechten voor het Zuiden. Voorlopig zou Willem slechts als gouverneur-generaal van België optreden; over zijn soevereiniteit in het Zuiden moet het Congres van Wenen het laatste woord voeren.

Aanvankelijk slaat Willem het aanbod van de Geallieerden af; hij kan enkel tevreden gesteld worden indien zijn toekomstige gebied reikt tot aan de Rijn en de Moezel. Onder diplomatieke druk van Castlereagh, aanvaardt hij de bevoegdheid over het generaal-gouvernement uiteindelijk toch (21 juli). Hij treedt er in de plaats van generaal-gouverneur De Vincent (1 augustus). Om de mogelijke hereniging alvast voor te bereiden, benoemt Willem een nieuwe regering in het Zuiden (12 augustus).

De inlijving van de Linkermaasoever[bewerken | brontekst bewerken]

Augustus 1814: de Maas vormt de nieuwe oostgrens van de Nederlanden, behalve ter hoogte van Horst

Waar zal de oostgrens van een mogelijke unie tussen het Vorstendom der Nederlanden en het Generaal-gouvernement België liggen? Op de conventies van Basel (18 januari 1814), Troyes (15 februari) en Parijs (30 mei) passeren verschillende voorstellen tot uitbreiding de revue: het gebied tot aan de Maas (Givet–Maastricht) en zelfs de Rijn (KeulenEmmerik),[7] een corridor LuxemburgKoblenz naar Willems erfland Nassau,[8] het voormalige hertogdom Luxemburg dat vergroot wordt tot Trarbach.[9] Alle voorstellen worden echter tegengehouden door Pruisen, wiens militaire positie in het Rijnland bij zo'n uitbreiding verzwakt zou worden. Bij het Verdrag van Parijs raakt men het niet eens. Voorlopig wordt de Maas als oostgrens gekozen.

Het Verdrag van Parijs wordt uitgevoerd in augustus. In het departement Nedermaas doet de Pruisische generaal-gouverneur Johann August Sack afstand van de linkermaasoever (1 augustus), later doet het vorstendom afstand van de Generaliteitslanden op de rechtermaasoever (11 augustus). Ten zuiden van Nedermaas is er een gebiedswissel tussen twee departementen: de linkermaasoever van Ourthe komt bij België (18 augustus), de rechtermaasoever van Samber en Maas valt aan Sack (vóór 12 september).[10] Het kanton Horst blijft echter door Pruisen bezet, op grond van een dubbelzinnigheid in de verdragstekst.[11] Aan het hoofd van de Linkermaasoever wordt Verstolk van Soelen geplaatst, als "commissaris-generaal" van de nieuwe gebieden.

De inlijving van de Rechtermaasoever[bewerken | brontekst bewerken]

Het Roerdepartement. In mei 1815 komen het kanton Horst, de helft van het kanton Sittard en diverse stroken op de rechtermaasoever bij de Nederlanden

Op het Congres van Wenen (september 1814 – juni 1815) wordt de definitieve verdeling van het Rijnland overeengekomen. Het gaat bijna integraal op in Pruisens Rijnprovincie. Wel verkrijgen de Nederlanden de departementen (uitgez. Wouden) waarop zij historisch gezien aanspraak kunnen maken:

Op 5 april neemt Pruisen de zich toegewezen gebieden in, op 12 mei verkrijgt commissaris-generaal Verstolk van Soelen de Nederlandse gebieden. Voorlopig blijven deze laatste onder het bestuur van de commissaris-generaal, met uitzondering van de voormalige Generaliteitslanden die bij Noord-Brabant gevoegd worden. Tot slot deelt de grondwet het geheel in tot provincies. In oktober kan Verstolk van Soelen aftreden en wordt de provinciale indeling van kracht.

De verdragstekst uit het Congres van Wenen laat discussie bestaan over Moresnet-Kelmis, maar ook over tal van gemeenten op de Rechtermaasoever: St.-Odiliënberg, Melick, Posterholt, Vlodrop, Elmpt, Cruchten, Wegberg, Tegelen, Kaldenkerken, Straelen en Walbeck.[12] Deze twistpunten worden uitgeklaard bij het Traktaat van Aken (26 juni 1816). Bij deze gelegenheid worden ook enkele gebiedsruilen gedaan. De oostgrens in het Noorden wordt nader bepaald door het Traktaat van Kleef (7 juli). Hieruit volgt een algeheel Procès-verbal de la ligne de démarcation, ondertekend te Emmerik (23 september 1818).

De status van Luxemburg[bewerken | brontekst bewerken]

Luxemburg (roze-blauw-groen) verliest het gebied ten oosten van de Moezel, Sûre en Our (groen)

De vesting Luxemburg, met het omliggende Woudendepartement, is van strategisch belang voor de Duitse Bond en wordt al bij het Londenprotocol bij de Duitse Bond aangehecht (21 juni 1814).[13] Het gebied wordt een Duits hertogdom. Om de oostgrens te rationaliseren, wordt deze teruggetrokken tot aan de rivieren Moezel, Sûre en Our. Stadjes zoals Bitburg, Neuerburg en Dasburg gaan hierdoor verloren (zie delingen van Luxemburg).

Willem doet afstand van de veraf gelegen erflanden Dillenburg, Siegen, Hadamar en Diez. In ruil kan hij vorst worden van het nabije Luxemburg. Om hem een waardige functie binnen de Bond te geven, wordt Luxemburg verheven tot Groothertogdom. Luxemburg en de Nederlanden vormen na het Congres van Wenen niet alleen een personele unie, maar tevens een staatkundige, waarbij het Groothertogdom onderdeel is van zowel de Duitse Bond als van het Koninkrijk en ook wordt bestuurd als een achttiende provincie van het koninkrijk.

De grens met Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdelijk wordt Frankrijk uitgebreid met vijf kantons van de Zuidelijke Nederlanden (linksboven)

Het Eerste Verdrag van Parijs (30 mei 1814) regelt de grens met Frankrijk. Frankrijk krijgt zijn bezittingen in de Nederlanden terug (o.a. Philippeville, Mariembourg, Givet, Bouillon) en wordt hiermee verbonden via acht Belgische kantons: Dour, Merbes-le-Château, Beaumont, Walcourt, Chimay, Florennes, Beauraing en Gedinne. De eerste drie worden ingedeeld bij het Noorderdepartement, de vijf andere bij Ardennes (18 augustus).[14] Het drielandenpunt situeert zich op het knooppunt van de gemeenten Porcheresse (België), Graide (Frankrijk) en Opont (Luxemburg).

In maart 1815 keert Napoleon terug naar het vasteland en ontketent de Zevende Coalitieoorlog. Frankrijk wordt definitief verslagen, maar ditmaal zijn de overwinnaars minder toegeeflijk op de vredesbesprekingen. In het Tweede Verdrag van Parijs (20 november 1815) wordt Frankrijk gedwongen tot gebiedsafstand, nl. van de acht Belgische kantons (ingelijfd bij Henegouwen en Namen) en van Bouillon (ingelijfd bij Luxemburg). De precieze grens wordt vastgelegd in het Grensverdrag (ondertekend te Kortrijk op 28 maart 1820) en in het Protocol van de Grenzencommissie (ondertekend te Reims op 25 oktober 1825).

Na de onafhankelijkheid van België bevestigen België en Frankrijk hun landsgrens, ter gelegenheid van de "Verklaring ter uitvoering van het Grensverdrag" (ondertekend te Parijs op 15 januari 1886).

De grondwet wordt aangenomen[bewerken | brontekst bewerken]

In de loop van het Congres van Wenen ondertekenen de Europese mogendheden het "Verdrag van de 38 Artikelen" (13 februari 1815), waarmee ze achteraf groen licht geven voor de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden. Hoewel de slotakte van het Congres nog ondertekend moet worden had Willem I zich alvast tot "koning der Nederlanden" uitgeroepen (16 maart 1815) toen Napoleon terugkeerde naar Frankrijk en zodoende opnieuw internationale onrust veroorzaakte. Voor het schrijven van een nieuwe Grondwet voor het Koninkrijk wordt een commissie opgericht, samengesteld uit 12 Noordelijken en 12 Zuidelijken. De Zuidelijken wensen weinig verandering aan de Grondwet van 1814. Wel wensen ze veranderingen binnen de Staten-Generaal: ze wensen er de meerderheid (in het Zuiden woont indertijd tenslotte 60% van de bevolking) en een tweevoudig parlement. Het zal echter blijven bij een paritaire samenstelling: 55 vertegenwoordigers voor elk landsdeel. Het tweevoudige parlement komt er wél, dankzij de oprichting van de Eerste Kamer.

In het Noorden buigen de Staten-Generaal zich over de Grondwet van 1815, in het Zuiden een college van 1.604 notabelen. De Staten-Generaal nemen de grondwet aan, maar in het Zuiden geven o.a. de positie van het protestantisme en de gelijke verdeling van de staatsschuld aanleiding tot felle tegenstand. Uiteindelijk keurt het college de grondwet af: 527 leden stemmen voor, 796 stemmen contra, 281 onthouden zich of zijn afwezig. Opmerkelijk: in de Nederlandstalige gewesten is men voornamelijk tegen, in de Waalse gewesten is men voornamelijk voor.

Willem buigt deze resultaten echter in zijn voordeel om (zie Hollandse rekenkunde). Op 24 augustus vaardigt hij een Koninklijk Besluit uit dat verklaart dat de grondwet aanvaard is. Op 16 september 1815 treedt de regering van België af ten voordele van de eerste nationale regering van het koninkrijk.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ido de Haan, Paul den Hoed, Henk te Velde, Een nieuwe staat. Het begin van het Koninkrijk der Nederlanden, 2013, ISBN 9789035140677
  • André Alen, Dirk Heirbaut, Aalt Willem Heringa en Careljan Rotteveel Mansveld (eds.), De Grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden van 1815. Staatkundige en historische beschouwingen uit België en Nederland, 2016, ISBN 9789462901810