Mariaverschijningen in Nederland

Mariaverschijningen in Nederland zijn verschijnselen die in het hoofdzakelijk calvinistische land maar zelden voorkomen.

Situering[bewerken | brontekst bewerken]

Verschijningen van de Moeder Gods, van Jezus, van engelen of heiligen, behoren tot het volksgeloof binnen de rooms-katholieke kerk.

De hiërarchie van deze kerk heeft steeds een afwijzende houding gehad tegenover bovennatuurlijke verschijnselen, meer bepaald tegenover Mariaverschijningen. Op de ongeveer 4500 geregistreerde gevallen wereldwijd, zijn er een kleine duizend die een verschijning van Maria, de Moeder van Jezus betreffen. Hiervan zijn er een vijftiental waarvan de bovennatuurlijke oorsprong door de Kerk erkend is. Wel moet gezegd dat deze erkenning hoofdzakelijk op het niveau van het betrokken bisdom door de plaatselijke bisschop is gebeurd, terwijl de centrale overheid een eerder afwachtende houding innam. Plaatselijk was men gevoelig voor de volkstoeloop die door de verschijningen werd veroorzaakt en door de stroom van bedevaarders die tot stand kwam. Het was dus meer uit pastorale overwegingen dan wel uit echte overtuiging van het bovennatuurlijk karakter dat verschijningen werden erkend. Er werd hierbij zelfs vaak benadrukt dat de toestemming op een bepaalde plek de Moeder Gods te vereren, niet inhield dat haar verschijning als waarachtig werd erkend.

De Mariaverering werd de hoofdbedoeling, los van het al dan niet geloven in de verschijningen. Niemand, ook geen enkele rooms-katholiek, hoeft in verschijningen te geloven. De katholieke kerk toont hierin de weg want ze gelooft weinig of niets van de verschijningen. Het kinderlijke en argeloze volksgeloof met betrekking tot wonderlijke gebeurtenissen heeft niet alleen gemaakt dat zich veel verschijningen hebben voorgedaan, maar ook dat aan een aantal onder hen ruim geloof werd gehecht en de plaatsen waar ze zich hadden voorgedaan, uitgroeiden tot aanzienlijke bedevaartsoorden.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

In sommige katholieke landen zijn de gemelde verschijningen talrijk geweest, zoals in Italië (200), Frankrijk (177), Duitsland (112). In het buurland België, opvolger van wat eeuwenlang de Zuidelijke Nederlanden was, werden een goede vijftig gevallen genoteerd, in grote mate te situeren in de twintigste eeuw.

In Nederland is het aantal gemelde verschijningen beperkt tot zeven. Over de hele periode vanaf de tiende tot de negentiende eeuw waren het er amper twee. De twintigste eeuw kende er vijf.

De verschijningen[bewerken | brontekst bewerken]

915: Utrecht[bewerken | brontekst bewerken]

De heilige Radboud van Utrecht (850-917), bisschop van Utrecht, was tegen het einde van zijn leven, na een vermoeiende Romereis, zwaar ziek geworden. Hij vertrouwde toe dat hij toen een verschijning van Maria had gekregen, die vergezeld was door de heiligen Thekla van Iconium en Agnes. De Moeder Gods verzekerde hem een spoedige genezing die hem zou toelaten zijn werkzaamheden te hervatten. Radboud genas en bleef nog twee jaar actief.

1413: Schiedam[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens haar hele leven werd de heilige Liduina van Schiedam (1380-1433) door ziekten geplaagd. Ze kreeg het bezoek van Maria, vergezeld van het kind Jezus. Terwijl ze haar hele leven grotendeels bedlegerig was, kreeg ze visioenen waarbij ze met haar engelbewaarder vele landen bezocht. Ze werd onmiddellijk na haar dood als een heilige vereerd.

1925: Welberg[bewerken | brontekst bewerken]

In het dorp Welberg, nu deel van Steenbergen, woonde Johanne Gorissen (1906-1960), die zegde vaak Maria in verschijningen te hebben gezien. Ze ging door als zieneres en als gestigmatiseerde. Ze werd sterk gesteund door de plaatselijke pastoor, Adrianus Ermen (1892–1972), bij wie ze ging inwonen en met wie ze later bekende een relatie te hebben gehad. De bisschop van Breda, Petrus Hopmans (1865-1951) keek weinig naar haar om, terwijl de bisschop van Roermond, Guillaume Lemmens (1881-1960), een sterke aanhanger van haar was. De verslagen die het Heilig Officie over haar en haar verschijningen maakte waren vernietigend. De bisschop van Breda, Joseph Baeten (1893-1964), maakte van zodra hij het ambt van zijn voorganger overnam, komaf met het hele verhaal, zorgde ervoor dat alle verwijzingen naar de verschijningen verdwenen en maakte een einde aan de bedevaarten. Janske Gorissen verdween uit Welberg en overleed in Wouw.

1945: Amsterdam[bewerken | brontekst bewerken]

Ida Peerdeman verklaarde verschijningen van Maria te hebben, zesenvijftig maal vanaf 1945 tot in 1959. Het zijn de enige die door de kerkelijke overheid in Nederland enigszins ernstig zijn opgenomen, ook al werden ze niet als een bovennatuurlijk verschijnsel erkend. De Vrouwe van alle volkeren, zoals de verschijning werd genoemd, wordt tot op vandaag in Amsterdam vereerd, met actieve ondersteuning door de opeenvolgende bisschoppen van Haarlem.

Aanvankelijk stond de Rooms-Katholieke Kerk zeer sceptisch tegenover deze verschijningen; ook in de katholieke pers werd Peerdeman veelal als hysterica afgeschilderd. De bisschop van Haarlem, Johannes Petrus Huibers (1875-1969) verbood tot driemaal toe, in 1954, 1955 en 1956 iedere publieke verering van het beeld van de Vrouwe der volkeren. Het Heilig Officie bevestigde zijn reserves met een mandement op 13 maart 1957. Op 24 juni 1959 liet het Heilig Officie aan de Nederlandse bisschoppenconferentie en aan Joannes van Dodewaard (1913-1966), de bisschop van Haarlem, nogmaals weten dat de zogenaamde verschijningen in Amsterdam niet als authentiek konden worden beschouwd en geschriften hierover dienden te worden verboden.

De verering bleef niettemin aanhouden en in 1969 stelde de bisschop van Haarlem Theodorus Zwartkruis (1909-1983) een onderzoekscommissie aan, die tot het besluit kwam dat men, om pastorale redenen, het verbod op de devotie van de Maagd der volkeren best kon versoepelen. De bisschop scheen hiertoe bereid, maar kreeg in 1972 een waarschuwing van kardinaal Franjo Šeper (1905-1981), secretaris van de Congregatie voor de Geloofsleer, die er op wees dat een dergelijke toegeving de indruk zou wekken dat de verschijningen en de boodschappen die er waren uit voortgekomen als authentiek aanvaard werden. Op 14 juni 1974 gaf de Congregatie van de Geloofsleer opnieuw een mandement uit waarin de vroegere reserves en verbodsbepalingen bevestigd werden.

De latere Haarlemse bisschoppen Henny Bomers (1983-1998) en Jos Punt (1998-2020), in wier bisdom deze verschijningen hadden plaatsgevonden, namen nochtans een welwillender houding aan. Bij de uitvaart van Peerdeman in 1996 celebreerde Mgr. Bomers zelfs de eucharistie en kort voordien had hij de verering van Maria als Vrouwe van alle volkeren toegestaan. Uiteindelijk werden de verschijningen door Mgr. Punt, die Bomers was opgevolgd, in 2002 als een gebeurtenis met bovennatuurlijk karakter erkend. Het Vaticaan bleef de verschijningen echter als niet van bovennatuurlijke oorsprong beschouwen en riep meerdere keren op om de verspreiding van deze devotie tegen te gaan. Toch werd in 2006 het controversiële gebed (met een kleine wijziging) door de Congregatie voor de geloofsleer aanvaard.

Op 30 december 2020 gaf bisschop Jan Hendriks de verklaring uit dat hij – na de Congregatie van de Geloofsleer te hebben geraadpleegd – de veronderstelde verschijningen, openbaringen of boodschappen aan Ida Peerdeman (in de periode 1945-1959) in Amsterdam niet van bovennatuurlijke oorsprong achtte en dat de verspreiding ervan niet langer geoorloofd was. De titel Vrouwe van alle Volkeren, haar afbeelding en het (in 2005 gewijzigde) gebed bleven wel geoorloofd zolang maar geen link werd gelegd met de veronderstelde verschijningen. Deze verklaring lag in de lijn met het door paus Paulus VI bevestigde oordeel van genoemde congregatie van 5 april 1974 (gepubliceerd op 25 mei 1974 en enkele maanden later aan bisschop Zwartkruis meegedeeld).[1]

Het belette niet dat bisschop Hendriks een 'pastorale nota' aan de verklaring toevoegde, waarin hij zich solidair voelde met diegenen die door de afwijzing ontgoocheld waren en er vooral de nadruk op legde dat verdere verering van Onze-Lieve-Vrouw van alle Volkeren toegelaten bleef. Zijn nota toonde aan dat hij zich bij de beslissing uit Rome alleen uit gehoorzaamheid neerlegde. Hij had ondertussen al verschillende keren deelgenomen aan de sinds 2009 door de Stichting Vrouwe van alle Volkeren georganiseerde en talrijk bijgewoonde jaarlijkse gebedsdag, op Pinksteren in de RAI Amsterdam of de Beurs van Berlage. Samen met bisschop Punt droeg hij de heilige mis op in de Amsterdamse Kapel van de Vrouwe van alle Volkeren op de jaarlijkse gebedsdagen van 22 mei 2021 (tijdens de coronapandemie) en van 28 mei 2022. Op de gebedsdag van 4 juni 2023, die doorging in het bedevaartsoord Onze-Lieve-Vrouwe ter Nood in Heiloo, gaf hij een lezing over Maria als middelares, terwijl tijdens de eucharistieviering bisschop Punt de homilie uitsprak.

1947: Vorstenbosch[bewerken | brontekst bewerken]

De Maagd Maria verscheen op vrijdag 27 juni, naar hun zeggen, zwevend boven een aardappelveld, gehuld in een hemelsblauw gewaad en met een leliekroon, aan Anton van der Velden (12 jaar) en zijn broer Bertus (11 jaar). Geen kerkelijk gevolg.

1949: Weert[bewerken | brontekst bewerken]

Maria verscheen herhaalde malen aan een anoniem gebleven vrouw, die de stigmata droeg. Ook hier werd geen kerkelijk gevolg gegeven.

1978: Berlicum[bewerken | brontekst bewerken]

Maria verscheen voor het eerst op 16 juli aan Elisabeth Sleutjes (1911-2007) en genas haar. Ze verscheen nog vele malen, tot in 1992, en sprak over de verwarde toestanden in de wereld en in de Kerk. Ze vroeg om gebed en boete. Op 21 november sprak ze over de vele abortussen. Ook aan deze verschijningen werd door de Kerk geen geloof gehecht. Een commissie aangesteld door Johannes ter Schure, bisschop van Den Bosch besloot eenparig dat er geen verschijningen hadden plaats gevonden. Niettemin werd de Mariakapel in Berlicum, hoewel in mineur, een bedevaartsoord.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • T.S.G. MOELIA, Het primitieve denken en de moderne wetenschap, 1933.
  • Robert ERNST, Kleines Lexikon der Marienerscheinungen seit 1830, Eupen, 1955.
  • Josef GOUBERT & Leon CHRISTIANI, Marienerscheinungen von 1830 bis zu unsere Tage, Rücklinghausen, Paulus Verlag, 1955.
  • J. M. ALONSO e. a., Vraies et fausses apparitions dans l'Église, Parijs, Lethielleux, 1976.
  • Hans BAUM, Die apokalyptische Frau aller Völker. Kommentare zu den Amsterdamer erscheinigungen und Prophezeiungen, Stein-am-Rhein, 1983.
  • Yves CHIRON, Enquête sur les apparitions de la Vierge, Parijs, Perrin, 1995.
  • Joachim BOUFLET & Philippe BOUTRY, Un signe dans le ciel. Les apparitions de la Vierge, Parijs, Grasset, 1997.
  • Joachim BOUFLET, Encyclopédie des Phénomènes Extraordinaires de la Vie Mystique, 3 vol., Parijs, Le Jardin des livres, 2002-2003.
  • Gottfried HIERZENBERGER & Otto NEDOMANSKY, Erscheinungen und Botschaften der Gottesmutter Maria, Augsburg, Rechtermünz Verlag, 1998.
  • Peter NISSEN & Vincent HUNINK, Vita Radbodi. Het leven van Radboud, Nijmegen, 2004.
  • René LAURENTIN & Patrick SBALCHIERO, Dictionnaire des «apparitions» de la Vierge Marie, Parijs, Fayard, 2007.
  • Chris MAUNDER, The footprint of religious enthousiasm. Great memorials and faint vestiges of Belgium's apparitions of the 1930s, in: Journal of religion and society, 2013.
  • Charles CASPERS, Een bovenaardse vrouw: Zes eeuwen verering van Liduina van Schiedam, Hilversum, Verloren, 2014.
  • Chris MAUNDER, Our Lady of the Nations: Apparitions of Mary in 20th century Catholic Europe, Oxford, University Press, 2016.
  • Joachim BOUFLET, Dictionnaire des apparitions de la Vierge Marie, Parijs, Le Cerf, 2020.
  • Peter Jan MARGRY, Vurige liefde: het geheim rond het bloedige bruidje van Welberg, Prometheus, 2021, ISBN 9789044648584
  • Tine VAN OSSELAER, On Stigmata, Suffering and Sanctity, 2020. Dit is een hoofdstuk in:
  • Tine VAN OSSELAER e.a., The Devotion and Promotion of Stigmatics in Europe, ca. 1800–1950, Leiden, Brill, 2021.