Maiasaura

Maiasaura
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Maiasaura
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Infraklasse:Archosauromorpha
Orde:Ornithischia
Infraorde:Ornithopoda
Familie:Hadrosauridae
Onderfamilie:Hadrosaurinae
Geslachtengroep:Edmontosaurini
Geslacht
Maiasaura
Jack Horner & Makela, 1979
Typesoort
Maiasaura peeblesorum
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Maiasaura op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie
Maiasaura
Reconstructie van het embryo

Maiasaura[1][2] is een geslacht van uitgestorven herbivore dinosauriërs behorend tot de Hadrosauridae. Maiasaura leefde zo'n 75 miljoen jaar geleden tijdens het Laat-Krijt in Noord-Amerika. Ze is vooral bekend om haar broedzorg.

Vondst en naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

In 1978 waren amateurpaleontologe Marion Brandvold, haar zoon David Trexler en diens vrouw Laurie fossielen aan het zoeken bij de Willow Creek nabij Choteau in Teton County. Marion vond toen het skeletje van een 'babydinosauriër'. Het jaar daarop ontdekte Laurie een grote schedel op dezelfde locatie.

De typesoort Maiasaura peeblesorum is in 1979 benoemd en beschreven door Jack Horner en Robert Makela. De geslachtsnaam is afgeleid van de godin Maia, de 'Goede Moeder', een verwijzing naar de broedzorg. Daarom is in plaats van het gebruikelijke saurus de vrouwelijke vorm saura toegepast. De soortaanduiding eert de gezinnen van James en John Peebles, de grondeigenaren.

Het holotype PU 22405 is gevonden in de Two Medicine Formation, een aardlaag uit het middelste Campanien, ongeveer 76,4 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een schedel — dezelfde die door Laurie was ontdekt — met delen van de onderkaken. Skeletdelen van minstens vijftien individuen, waaronder jongen, zijn gemeld onder het inventarisnummer YPM 22400. Andere skeletten worden vertegenwoordigd door de specimina MOR 236, YPM 33472 (jong), MOR 005JV (ouder jong), MOR 0055A, MOR 005A en ROM 44770. Daarnaast zijn honderden losse beenderen verzameld uit een beenderbed in een iets jongere laag bij de Two Medicine River. Die vertegenwoordigen minstens tweeëndertig individuen. Speciale vondsten zijn MOR 244: een embryo, en MOR 281: een nest met zestien eieren.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Maiasaura was een 'eendensnaveldinosauriër' (duckbill dinosaur of eigenlijk spoonbill dinosaur) met een vlak hoofd en een kleine verhoging voor de ogen. Ze had een hoornige snavel zonder tanden, maar een grote hoeveelheid tanden dieper in de bek, gestapeld in een 'tandenbatterij'.

Maiasaura werd zo'n negen meter lang, en twee à tweeënhalve meter hoog, en de achterpoten waren langer en steviger dan de voorpoten.

De beschrijving uit 1979 was minimaal en bestond slechts uit een diagnose van opvallende kenmerken die als zodanig verouderd is. De snuit is breed en langwerpig. Het neusgat ligt vooraan op de snuit en tussen het neusgat en de oogkas bevindt zich een zone die zowel in de lengte uitgebreid is als tamelijk breed. De bovensnavel is kort en breed met een afhangende bovenrand. Het bovenkaaksbeen is lang en afgeplat met een voorste tak die vooraan een inkeping heeft. Tussen de oogkassen bevindt zich een kleine massieve kam, gevormd door de neusbeenderen en voorhoofdsbeenderen. Vóór deze kam zijn neusbeenderen bovenop uitgehold. De tak van het jukbeen richting quadratojugale is lang, dun en steil. De dentaire tanden hebben een lange nauwe kroon. Het predentarium is breed en laag met afgeronde schijntandjes die op gelijkmatige afstand geplaatst zijn. Deze diagnose identificeert geen unieke onderscheidende kenmerken.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Maiasaura bevond zich binnen de Hadrosauridae basaal in de Saurolophinae als een nauwe verwant van Brachylophosaurus. Een mogelijke positie in de evolutionaire stamboom wordt getoond door het volgende kladogram naar een studie uit 2013 door Alberto Prieto-Márquez:

Saurolophinae
Brachylophosaurini 

Acristravus gagstarsoni




Brachylophosaurus canadensis



Maiasaura peeblesorum






Shantungosaurus



Edmontosaurus 

Edmontosaurus regalis



Edmontosaurus annectens




Saurolophini 

Kerberosaurus




Sabinas OTU




Prosaurolophus


Saurolophus 

Saurolophus morrisi




Saurolophus osborni



Saurolophus angustirostris







Kritosaurini 

Wulagasaurus




Kritosaurus navajovius





Big Bend UTEP OTU




Secernosaurus



Willinakaqe




Gryposaurus 

Gryposaurus latidens




Gryposaurus notabilis



Gryposaurus monumentensis











Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Broedzorg[bewerken | brontekst bewerken]

Maiasaura voedt haar kleintjes
Schedel van een jong

In Montana zijn door Jack Horner broedkolonies aangetroffen die aan Maiasaura worden toegeschreven. Hier bevinden zich vele nesten, met een regelmatige tussenafstand van zo'n zes tot zeven meter. De nesten hebben de vorm van kleine heuveltjes, zo'n drie meter breed, met een één meter diepe uitholling voor de eieren aan de top. De hellingen maakten een hoek van ongeveer dertig graden. Bij sommige van de nesten werden de resten van jongen aangetroffen. Opvallend hierbij was dat de jongen sterk in grootte varieerden. Pas uitgekomen jongen waren zo'n dertig centimeter lang, maar er zijn ook nesten met jongen van negentig centimeter aangetroffen. Dit geeft aan dat de jongen na het uitkomen nog geruime tijd in het nest bleven, wat een verdere vorm van broedzorg betekent dan men van enig hedendaags reptiel kent, en meer lijkt op wat we van vogels kennen, de laatste nog levende dinosauriërs. Ook van andere hadrosauriërs zijn inmiddels dergelijke nesten bekend, maar Maiasaura was de eerste dinosauriër waarvan volwassen dieren, jongen en eieren bij elkaar werden aangetroffen.

Dat er langdurige broedzorg was, is echter ook betwijfeld. De verzamelingen grotere jongen zouden ook een loslopende jeugdgroep kunnen vertegenwoordigen. Volgens Horner zouden grote kraakbeenkappen op de botuiteinden erop duiden dat de jonge dieren nog niet goed konden lopen, maar bij dinosauriërs zijn zulke kappen vaak tot op hoge leeftijd aanwezig.

Groei[bewerken | brontekst bewerken]

De grootteverschillen tussen de jongen en de volwassen dieren hebben ook nieuwe voeding gegeven aan de theorie dat in elk geval sommige dinosauriërs warmbloedig waren: bij dergelijke grootteverschillen moeten ze wel snel gegroeid zijn, sneller dan koudbloedige dieren in het algemeen groeien. Dit werd bevestigd door een studie van Horner uit 2000. De jongen zouden in twee maanden tijd veertig- tot zestigmaal hun geboortegewicht van driehonderd tot vijfhonderd gram hebben kunnen bereikt. Een vervolgstudie van Horner uit 2015 waarbij vijftig scheenbeenderen van Maiasaura op hun botstructuur werden onderzocht, stelde vast dat de dieren binnen één jaar de helft van de maximale botomtrek van de diapofyse, de botschacht, hadden bereikt en binnen drie jaar met gemiddeld 1260 kilogram zesendertig procent van hun maximale lichaamsgewicht; dit is een veel snellere groei dan bij Alligator die als vergelijkingsmodel werd gebruikt. Daarna vlakte de groei af, wellicht een teken dat de geslachtsrijpheid was bereikt en meer energie in de voortplanting werd gestoken. Maar 11,1% van de dieren had het eerste jaar overleefd maar daarna volgden zeven jaren waarin het sterftepercentage veel lager lag op 12,7%. Rond het achtste jaar hield de groei geheel op en steeg de sterfte naar 44,4% per jaar. Na enkele jaren volwassenheid stierven dus verreweg de meeste dieren alweer. In 2023 concludeerde een studie dat het metabolisme in het eerste jaar vijfmaal hoger was dan bij jongvolwassen dieren.

In 2001 stelde een studie van het spierstelsel vast dat jonge dieren op alleen de achterpoten liepen maar volwassen dieren op vier poten. In 2015 werd dit bevestigd door een onderzoek naar de pathologische verdikking van de beenwanden van de scheenbeenderen. Tegen de volwassenheid zou de overgang in houding hebben plaatsgevonden, wat leidde tot een andere belasting van het onderbeen.

In 2021 concludeerde een studie van vijf schedels van onvolwassen exemplaren dat de schedelkam zich relatief laat tijdens de groei ontwikkelde.

Kuddedier[bewerken | brontekst bewerken]

In Montana is ook een groot massagraf met naar schatting tienduizend Maiasaura-fossielen aangetroffen. Deze gigantische kudde werd bedolven onder de as van een vulkaanuitbarsting.