Junzi

Zes edellieden (1345) door Ni Zan; een symbolische voorstelling van junzi die isolement verkozen boven het juk van de Mongoolse Yuan-dynastie.[1]

Een junzi (君子; pinyin: jūnzǐ) is in de ethiek van het confucianisme een persoon die in moreel en sociaal opzicht superieur is aan het gewone volk.[2] Letterlijk betekent het 'zoon van een prins',[3] maar het wordt meestal vertaald als "edelman" of "superieur persoon".

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De term 'junzi' werd reeds in de 11e eeuw v.Chr. door koning Zhou Wenwang gebruikt in het Boek der Veranderingen. De term werd toegepast op de hoge klasse van edellieden en — vanaf de Han-dynastie (206 v.Chr.–220 n.Chr.) — de literati. De lage klasse was die van de xiaoren (小人): de 'kleine mensen' die niet tot de elite behoorden.[4]

In de late Zhou-dynastie gaf Confucius de term een morele betekenis. Een junzi had het morele gezag om een leider te zijn.[2] In de Gesprekken van Confucius worden ren (仁; 'menselijkheid') en yi (義; 'juist gedrag') genoemd als eigenschappen die moeten worden aangekweekt om een junzi te worden. Volgens Confucius was dit voor elk persoon mogelijk, ongeacht zijn maatschappelijke status.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Bij het begrip Junzi wordt groot belang toegekend aan de "vijf deugden", namelijk "welwillendheid, juistheid, fatsoen, wijsheid en betrouwbaarheid", kernwaarden van het confucianisme.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]