Josef van Schaik

Josef van Schaik
Josef van Schaik
Algemene informatie
Volledige naam Josephus Robertus Hendricus van Schaik
Geboren Breda, 31 januari 1882
Overleden Den Haag, 23 maart 1962
Partij RKSP, KVP
Titulatuur mr.
Politieke functies
1917–1933,
1937–1948
Lid van de Tweede Kamer
1929–1933,
1938–1940,
1945–1948
Voorzitter van de Tweede Kamer
1933–1935 Minister van Justitie
1948–1951 Minister van Binnenlandse Zaken
1948–1951 Vicepremier
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Nederland

Josephus Robertus Hendricus (Josef) van Schaik (Breda, 31 januari 1882Den Haag, 23 maart 1962) was een vooraanstaand Nederlands katholiek politicus, zowel voor, tijdens als na de Tweede Wereldoorlog.

Advocaat en kantonrechter, 1906 - 1933[bewerken | brontekst bewerken]

Van Schaik studeerde rechten en was van 1906 tot en met 1919 advocaat en procureur in Arnhem. Van 1 december 1910 tot 1 augustus 1919 was hij in die plaats plaatsvervangend kantonrechter. Van 1919 tot mei 1933 vervulde hij de functie van advocaat en procureur in Den Haag.

Tweede Kamerlid en voorzitter, 1917 - 1933[bewerken | brontekst bewerken]

Van 20 februari 1917 tot en met 1 juni 1933 was hij voor het eerst lid van de Tweede Kamer. Hij behoorde tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden en daarmee een kabinetscrisis veroorzaakten. Van 18 september 1929 tot en met 26 mei 1933 was hij Voorzitter van de Tweede Kamer.

Minister, 1933 - 1937[bewerken | brontekst bewerken]

In 1933 werd hij minister van Justitie in het kabinet-Colijn II. Hij kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid (→ Vluchtelingen in Nederland).

Tweede Kamerlid en voorzitter, 1937 - 1948[bewerken | brontekst bewerken]

Hij was opnieuw lid van de Tweede Kamer van 8 juni 1937 tot en met 7 augustus 1948. Van 11 november 1937 tot en met 7 augustus 1948 was hij weer Tweede Kamervoorzitter. Op 10 mei 1940 protesteerde hij kort maar krachtig tegen de Duitse inval.

Vicepremier, 1948[bewerken | brontekst bewerken]

Hij formeerde in 1948 met Drees het kabinet-Drees-Van Schaik op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Hij werd tevens aangesteld als minister voor staatkundige hervormingen Koninkrijk. Van 7 augustus 1948 tot en met 1 november 1948 is hij tevens minister van Verkeer en Waterstaat en van 15 juni 1949 tot en met 20 september 1949 minister van Binnenlandse Zaken. In de Tweede Kamer werd Van Schaik vervangen door Jo Cals. Van Schaik bracht als minister een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand.

In 1951 werd hij door formateur Carl Romme buiten het volgende kabinet gehouden, mede omdat Van Schaik in 1948 zonder medeweten van Romme bij regentes Juliana Drees had aanbevolen als minister-president.[1] Van Schaik werd uiteindelijk minister van Staat en was tot 1957 lid van de Raad van State.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Josef van Schaik van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Voorganger:
Ch. J.M. Ruijs de Beerenbrouck
Voorzitter van de Tweede Kamer
1929-1933
Opvolger:
Ch. J.M. Ruijs de Beerenbrouck
Voorganger:
J. Donner
Minister van Justitie
1933-1935
Opvolger:
C.M.J.F. Gosseling
Voorganger:
P.J.M. Aalberse
Voorzitter van de Tweede Kamer
1938-1940
Opvolger:
-
Voorganger:
-
Voorzitter van de Tweede Kamer
1945-1948
Opvolger:
L.G. Kortenhorst
Voorganger:
H. Vos
Minister van Verkeer en Waterstaat
1948
Opvolger:
D.G.W. Spitzen
Voorganger:
W. (Willem) Drees
Vicepremier
1948-1951
Opvolger:
F.G.C.J.M. (Frans) Teulings
Voorganger:
-
Minister zonder Portefeuille (Binnenlandse Zaken)
1948-1951
Opvolger:
-
Voorganger:
J.H. van Maarseveen
Minister van Binnenlandse Zaken a.i.
1951
Opvolger:
F.G.C.J.M. Teulings