Generaalshuis

Generaalshuis
Generaalshuis
Locatie
Locatie Vrijthof, Maastricht
Adres Vrijthof 46Bewerken op Wikidata
Coördinaten 50° 51′ NB, 5° 41′ OL
Status en tijdlijn
Huidig gebruik Theater aan het Vrijthof
Start bouw 1804
Bouw gereed 1805
Bouwinfo
Architect François Hermans[1]
Erkenning
Monumentstatus rijksmonument
Monumentnummer 27715
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

Het Generaalshuis, oorspronkelijk huis De Ceuleneer genaamd,[1] is een groot huis (hôtel particulier of stadspaleis) aan de noordzijde van het Vrijthof in de Nederlandse stad Maastricht. Het gebouw bevindt zich op een historisch belangrijke plek, waar waarschijnlijk een vroeg-middeleeuwse palts heeft gestaan. Het Generaalshuis werd begin 19e eeuw gebouwd in neoclassicistische stijl, op de fundamenten van de kapel van het kort daarvoor opgeheven Wittevrouwenklooster. Enkele kalkstenen kelderbogen van dit klooster zijn nog altijd zichtbaar in de foyer van het Theater aan het Vrijthof, dat sinds 1992 gebruikmaakt van het gebouw.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Opgraving achter het Generaalshuis, 1989
Het Wittevrouwenklooster in 1670

Vroeg-middeleeuwse palts[bewerken | brontekst bewerken]

Voorafgaand aan de nieuwbouw van het Theater aan het Vrijthof en na de sloop van enkele zestiende- en zeventiende-eeuwse overblijfselen van het Wittevrouwenklooster, vond in 1988-'89 een archeologische opgraving plaats door het Gemeentelijk Oudheidkundig Bodemonderzoek Maastricht (GOBM) onder leiding van T. Panhuysen en R. Hulst. Hiertoe werd het gebied tussen het Generaalshuis en de dertiende-eeuwse stadsmuur tot op enkele meters diepte ontgraven. Daarbij werden weinig cultuursporen uit de Romeinse en vroegmiddeleeuwse periode aangetroffen, hoewel het terrein grenst aan de heerbaan Keulen - Boulogne-sur-Mer (Via Belgica). Wel stootte men op de zeer zware fundamenten van het noordelijk deel van een monumentaal bouwwerk, waarschijnlijk een palts uit de tiende, elfde of twaalfde eeuw.[2][3] Wellicht gaat het hierbij om het hertogelijk paleis van Karel van Neder-Lotharingen of een van zijn voorgangers. Deze vondst geeft nieuwe betekenis aan de mededeling van de elfde-eeuwse schrijver Jocundus, dat Maastricht in de tiende eeuw de hoofdstad van Lotharingen was.[4] De opgravingen zijn zichtbaar gemaakt door middel van contrasterende tegels in de vloer van de benedenfoyer van het theater.

Wittevrouwenklooster (1224-1803)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Wittevrouwenklooster (Maastricht) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Maastrichtse Wittevrouwenklooster werd mogelijk omstreeks 1230 gesticht. In 1253 werd het voor het eerst in een bewaard gebleven akte genoemd. Het betrof een klooster van Magdalenerinnen, waarvan de eerste vestiging in 1226 in Worms plaats had. De in 1227 door de paus goedgekeurde kloosterorde was gesticht om "gevallen vrouwen" op te vangen, die in het klooster boete zouden kunnen doen. Deze vrouwen stonden bekend als 'penitenten van de Heilige Maria Magdalena' en leefden volgens de kloosterregel van Augustinus. De naam 'Witte Vrouwen' dankten de zusters aan hun geheel witte habijt en sluier. In 1268 werd het klooster verwoest, waarna het geleidelijk werd herbouwd. Volgens het laat-middeleeuwse mirakelspel Mariken van Nieumeghen zou de hoofdpersoon Mariken de laatste vijfentwintig jaren van haar leven in dit klooster hebben doorgebracht.

In 1794 raakte het Wittevrouwenklooster beschadigd door beschietingen van Franse troepen onder generaal Kléber. In 1796 werd het klooster, zoals alle andere kloosters en kapittels in Maastricht, door de nieuwe Franse machthebbers opgeheven. Alle kloostergoederen, waaronder de gebouwen en tuinen aan het Vrijthof, het buitenverblijf Wittevrouwenhof in Scharn en uitgestrekte landerijen in het gebied Wittevrouwenveld, werden door de staat geconfisqueerd. De kloostergebouwen en de kapel werden een aantal jaren als opslagruimte gebruikt, alvorens verkocht te worden.

Generaalshuis (stadspaleis, 1805-1914)[bewerken | brontekst bewerken]

Detail van de (nog onvoltooide) maquette Maastricht 1867, gezien vanuit het zuiden. Op de voorgrond de tuin aan de Helmstraat

In 1803 kocht de rijkgeworden handelaar in tabak en meekrap Petrus Franciscus de Ceuleneer het klooster aan het Vrijthof om het vervolgens (gedeeltelijk) te laten slopen en op het terrein het huidige Generaalshuis te bouwen. De Ceuleneer gaf opdracht aan de tekenleraar en architect François Hermans om een groot stadspaleis te ontwerpen in de toen populaire neoclassicistische stijl. Het huis verrees op de fundamenten van de gesloopte kloosterkapel.[1] Op een plattegrond van het complex van architect Hermans is te zien hoe uitgestrekt het terrein was en hoeveel van de oorspronkelijke kloosterbebouwing aanvankelijk nog aanwezig was (deels in gebruik als fabriek). Op een terrein grenzend aan de Helmstraat werd een Franse tuin aangelegd, volgens het bijschrift een "jardin potager et d'agrément" (groente- en siertuin). Een ontwerptekening van de façade laat zien dat niet alle door Hermans voorgestelde decoraties zijn uitgevoerd. Andere werden juist toegevoegd.

In 1825 kocht baron B.J.C. Dibbets, dan commandant van de vesting Maastricht, het huis van De Ceuleneer voor 35.640 gulden. Naar deze baron Dibbets, later generaal en opperbevelhebber van de vesting Maastricht, verwijst de naam van het Generaalshuis. Na Dibbets hebben nog een aantal notabelen in het Generaalshuis gewoond, waaronder de luitenant-generaals F.B.A.P. van der Capellen en A.J.J. des Tombe, plaatselijk bekend als "de Stoomp", beiden eveneens opperbevelhebbers van Maastricht.

Generaalshuis (publieke functies, 1914-1985)[bewerken | brontekst bewerken]

Het Generaalshuis in 1974: politiebureau (links) en bibliotheek (rechts)

Het Generaalshuis werd in 1888 gesplitst in drie delen, die de huisnummers 45, 46 en 47 kregen. Nummer 47 werd in 1914 door de kooplieden Caan en Heumann aan de stad Maastricht verkocht, waarna dit deel onderdak bood aan diverse overheidsdiensten:

  • Bureau van de gemeenteontvanger (1915-1962)
  • Politiebureau (1915-1978)
  • Stadsbibliotheek (1914-1977)
  • Stadsarchief (1914-1977)
  • Stedelijk museum (1925-1942)
  • Conservatorium (1978-1985)

Theater aan het Vrijthof (1985-nu)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Theater aan het Vrijthof voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1985 werd begonnen met de restauratie van het Generaalshuis, dat door achterstallig onderhoud in zeer slechte staat verkeerde. Om als volwaardig theater te kunnen fungeren werd achter het Generaalshuis een theaterzaal gebouwd. Een aantal nog bestaande gebouwen van het Witte Vrouwenklooster moesten hiervoor wijken. In december 1989 werd met de bouw van de zaal begonnen, naar een ontwerp van architect Arno Meijs. In maart 1992 werd het Theater aan het Vrijthof officieel geopend. Het gerestaureerde Generaalshuis doet thans dienst als entree, kassahal, foyer, theatercafé, kleine zaal en kantoorvleugel.

Kunsthistorische beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Fronton met beeldhouwwerk

Exterieur[bewerken | brontekst bewerken]

Het generaalshuis is gebouwd in classicistische stijl. Deze stijl is herkenbaar in de strikt symmetrische gevelcompositie, de risalieten bekroond door frontons, decoraties in de voorgevel en in de interieurs. In het middenfronton in de voorgevel worden de landbouw en handel uitgebeeld in zandstenen reliëfs naar een ontwerp van beeldhouwer Matthieu Tombay uit Luik.[5] Het achthoekige traptorentje aan de achterzijde is mogelijk zeventiende-eeuws en was in dat geval onderdeel van het Wittevrouwenklooster. Achter het Generaalshuis bevindt zich de nieuwbouw van het Theater aan het Vrijthof. Daarachter is nog een klein gedeelte van de eerste stadsmuur te zien.

Interieur[bewerken | brontekst bewerken]

De Luikse schilder Charles Soubre schilderde in 1860 een achttal panelen in de veelgebruikte trouwzaal, de Edmond Hustinxzaal. Zij personifiëren de vier jaargetijden, de vier elementen en de vier kunsten: architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en poëzie.[6]