Adam van der Heijden

Adam van der Heijden
Persoonlijke gegevens
Volledige naam Adam van der Heijden
Geboren Waddinxveen, 10 mei 1865
Overleden 11 juli 1927
Nationaliteit Vlag van Nederland Nederlandse
Religie christelijk
Werkzaamheden
Vakgebied Praktische theologie en Grieks Latijn
Universiteit Theologische Universiteit Apeldoorn
Portaal  Portaalicoon   Onderwijs

Adam van der Heijden, (Waddinxveen, 10 mei 1865 - 18 juli 1927), was predikant binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken en docent aan de Theologische School.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Adam van der Heijden werd geboren in een niet-kerkelijk meelevend milieu. Wel werd hij gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk en zijn ouders stuurden hem ook naar een christelijke school. Op 18-jarige leeftijd kwam hij tot bekering.

[Sommige publicaties vermelden dat hij een neef was van ds. Pieter van der Heijden, geboren op 2 april 1865 in Waddinxveen, predikant in Lemmer, Enkhuizen en Vlaardingen bij de Vrije Gereformeerde Gemeenten. Onder meer in In zijn huis wilt Hem loven, auteur Joh Westerbeke alsmede Een wolk van getuigen, auteur ds. H. van der Ham (1995) Het feit dat de beide predikanten neven waren werd weersproken door dhr. A. Bel uit Vlaardingen in een publicatie in Oude Paden, kerkhistorisch Tijdschrift.

Eerste genoemde publicatie [In zijn huis wilt Hem loven] verhaalt de volgende legendarische anekdote over de bekering van Adam van der Heijden: Op zestienjarige leeftijd leefde hij tamelijk onverschillig ten opzichte van het christelijk geloof. Daar kwam verandering in na een willekeurige zondagavond waarbij hij samen met zijn 'neef' Pieter uit een café kwam en uit baldadigheid de arm greep van een toevallige voorbijgangster. Deze vrouw voelde echter geen boosheid opkomen, maar geloofde dat beiden 'neven' verkondigers zouden worden van 'Gods grote Naam en deugden'. Toen de jongens besloten hun spijt te betuigen luidde het antwoord tamelijk onverwacht: "ik zou nu kunnen zeggen dat ik het jullie zou vergeven, maar dan staat jullie schuld in elk geval bij God nog open. Voor Hem moeten wij straks verschijnen. En alleen Hij kan volkomen vergeven". Dit antwoord zou mede geleid hebben tot de bekering van de neven. In hoeverre deze anekdote historische grondslag heeft is niet duidelijk, maar wel dat beide Van der Heijdens afkomstig uit Waddinxveen inderdaad predikant zijn geworden.[1]

Adam van der Heijden sloot zich na een kerkelijke zoektocht via de 'Vrienden der Waarheid' in de Nederlands Hervormde Kerk en de Ledeboerianen aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerk. Mede door de kennismaking met ds. C.J.I. Engelbregt kreeg hij liefde tot de zending en werd werkzaam met een roeping tot predikant.[2] Van der Heijden was werkzaam als timmerman toen hij zich aanmeldde voor het admissie-examen dat afgenomen werd door de provinciale synode van Zuid-Holland. Hiervoor zakte hij echter. Nadat de Christelijke Gereformeerde Kerk voor het grootste deel door de Vereniging van 1892 was opgegaan in de Gereformeerde Kerken in Nederland koos Van der Heijden ervoor niet naar dit kerkverband over te gaan. Hij bleef christelijk-gereformeerd en schreef zijn bezwaren in een brief aan zijn vriend Pieter Johannes Marie de Bruin die kandidaat theologie was en dezelfde mening toegedaan was. In 1894 meldde hij zich opnieuw voor het admissie-examen en werd nu aangenomen.

Aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Rijswijk volgde hij hier colleges bij ds. F.P.L.C. van Lingen en ds. Jac. Wisse. In 1900 werd van der Heijden kandidaat gesteld en nam het beroep naar Broek op Langendijk aan en werd hier door ds. P.J.M. de Bruin bevestigd. In 1904 vertrok hij als predikant naar Dordrecht en werd hier bevestigd door ds. Jacobus Wisse.

Docent aan de Theologische School[bewerken | brontekst bewerken]

In 1909 werd Van der Heijden als docent benoemd aan de Theologische School in de vacature van docent F.P.L.C. van Lingen, nadat diens collega Franciscus Lengkeek voor deze benoeming had bedankt. Voor Van der Heijden was het een zware taak om de plaats van zijn klassiek goed geschoolde voorganger in te nemen. Het Hebreeuws nam zijn collega P.J.M. de Bruin van hem over. Behalve het Grieks en Latijn doceerde Van der Heijden praktische vakken waaronder Homiletiek, Poimeniek, Catechetiek en Liturgiek. Van der Heijden bleef als docent werkzaam totdat hij lichamelijk niet meer kon. Na een ingrijpend ziekbed waar hij op tere wijze getuigde van zijn geloof stierf hij op 18 juli 1927.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ham, ds. H. van der Een wolk van getuigen, portretten van christelijke gereformeerde predikanten, ds. A. van der Heijden (1865-1927) pagina 9-37